Preek 5e z.40dgn. 290320 Ez. 37, 12-14; Joh. 11, 1-45
- Het is u wellicht opgevallen – beste mede-gelovigen – dat de evangelies in deze vastentijd zulke lange verhalen zijn. Dat heeft zijn reden. In de eerste eeuwen van het christendom was de vastentijd een tijd van voorbereiding van de volwassenen die met Pasen gedoopt werden. Dat is trouwens nu nog zo. Het eerste deel van de eucharistie – waaraan zij al mochten deelnemen was een soort catechese – geloofsonderricht. Deze had vooral als doel hen te leren wie Jezus is. Wie is deze Jezus? die zij willen volgen.
- De kern van die verhalen is dan ook telkens samen te vatten in een korte zin van Jezus: Twee weken geleden zegt Jezus tot de Samaritaanse vrouw: ‘Ik ben het levende water.’ Jezus kan onze levensdorst lessen. Tot de blindgeborene – vorige zondag – zegt Jezus: ‘Ik ben het licht. Wie mij volgt wandelt niet in duisternis.’ Tot de familie van Lazarus zegt Hij deze zondag: ‘Ik ben het eeuwige leven. Wie in mij gelooft zal eeuwig leven.’
- Beste mede-gelovigen. Johannes noemt deze bijzondere gebeurtenissen, ‘tekens’. Dat wil zeggen, iets dat verwijst naar iets anders of beter nog naar iemand anders. Ook de opwekking van Lazarus is een teken – het verwijst naar Jezus. Wij worden uitgenodigd niet stil te staan bij de figuur van Lazarus maar bij Jezus die zich openbaart. Wij worden uitgenodigd om met Maria te zeggen: ‘Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt de zoon Gods die in de wereld komt.’
- Dit verhaal over Lazarus wordt vaak gelezen in de uitvaartliturgie. Dat is natuurlijk goed en zinvol; toch lopen we het gevaar ‘eeuwig leven’ waarover Jezus spreekt vooral te zien als iets dat begint op het einde van het aardse leven, bij de dood. Alsof wij eerst een aards leven moeten leiden en daarna het eeuwig leven. Zo verstaat Martha ook Jezus woorden ‘uw broer zal verrijzen.’ Zij zegt: ‘Ik weet Heer dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de laatste dag.’
- Maar – beste mede-gelovigen – voor Johannes is er geen scheiding tussen nu en later. Wie in Jezus gelooft heeft nú al het eeuwig leven. Dat zeg ik ook altijd tegen een kindje dat gedoopt wordt; dat het nu al staat in het eeuwig leven. Het draagt nu al een levenskiem in zich die eeuwig en onvergankelijk is. In Jezus geloven ís eeuwig leven, het plaatst je in een heden dat een toekomst heeft, die nooit gesloten wordt. Wie in Hem gelooft heeft geen dood meer te vrezen. Voor die mens heeft de lichamelijke dood slechts een relatieve waarde want hij is reeds van de dood naar het leven overgegaan. Hij sterft wel maar blijft niet in de dood: Hij zal leven.
- Bij de uitvaart van een gelovig mens, besprenkelt de priester het dode lichaam als herinnering aan het doopsel; want daardoor heeft de overledene reeds de kiem van onvergankelijk leven ontvangen. Door deze kiem van onvergankelijk leven worden wij ertoe aangezet ons leven tot bloei te laten komen door meer en meer bewust te leven van de woorden van Jezus. We merken dat ons verlangen naar bezit en macht vermindert en onze solidariteit met onze medemens wordt vergroot. Ons geestelijk leven verzorgen geeft kwaliteit aan ons leven op aarde, een kwaliteit die stand houdt over de dood heen. Jezus is er voor ons leven nu. Wie met Hem in geloof door het leven durft te gaan zal hierin de vervulling vinden van zijn diepste verlangen. Zo is zijn belofte.
- Tenslotte – beste mede-gelovigen – lezen wij het verhaal van Lazarus twee weken voor Pasen. Vroeger noemde men deze zondag Passiezondag omdat hij al verwees naar het naderende einde van Jezus zelf. De opwekking van Lazarus is voor Jezus tegenstanders de onmiddellijke aanleiding tot het besluit Jezus uit de weg te ruimen. Van die dag af waren de Hogepriesters en farizeeërs besloten Hem te doden. Zo verwijst de opwekking van Lazarus naar het laatste en grootste teken namelijk de dood en verrijzenis van Jezus. Het teken bij uitstek. Zo brengt de Liturgie ons bij het Hoogtepunt van Jezus leven: dat vieren wij vanaf Palmzondag en de Goede Week die besloten wordt met de glorie van Pasen: de verrijzenis van de Heer.
fvh