Als je iets gemaakt hebt wat niet blijkt te houden, dan zit er niets anders op: zo werkt het niet, dus je moet opnieuw beginnen. Je weet dan hoe het in ieder geval niet lukt, maar moet dus verder zoeken naar hoe het dan wel kan. Soms kun je dan het beste maar gewoon weer van voor af aan beginnen – en dat heb ik dus moeten doen.
Eerst maar eens in de revalidatie precies opsporen waar de schoen wringt, met welke beperking ik sinds het tweede herseninfarct nu precies rekening moet houden en dan zoeken naar een manier om weer in mijn kracht te komen.
Best lastig om dat geduldig te doen als je naar de buitenkant gewoon functioneert. Ik zet niet alleen anderen, maar ook mezelf op het verkeerde been door op mijn goede momenten van de dag ‘net als vroeger’ te doen (en me dan ook zo te voelen).
Maar goed, dat heeft enkele maanden intensief werken gekost met verschillende deskundigen op het gebied van revalidatie van mensen die kampen met de gevolgen van een herseninfarct (maar bijvoorbeeld ook van mensen die kampen met burn-out-verschijnselen).
En sinds half januari ben ik voorzichtig opnieuw met het werk begonnen. Met het inoefenen van een voor mij nieuwe manier van werken. Niet rennen maar plannen, goed mijn energie verdelen en de dag en week indelen.
De verwachting is dat ik dan weer productief kan zijn en mijn talenten kan blijven inzetten voor het goede in en van en voor onze geloofsgemeenschap.
Maar: stap voor stap, niet te hard van stapel lopen!
Het begin is inmiddels gemaakt en vandaag, maandag 15 februari heb ik mij voor 10 uur per week, voor 25%, hersteld gemeld. Niet meer dan dat, maar ook niet minder.
Niet meer dan dat betekent bijvoorbeeld: nog geen liturgievieringen of uitvaarten geen groepsgesprekken en vergaderingen geen weekend- of avondwerk, geen bereikbaarheidsdienst, geen deadlines en tijdsdruk.
Maar ook niet minder dan dat betekent bijvoorbeeld: wel ’s morgens op tijd een begin maken op mijn werkkamer in de pastorie van Middelburg, e-mailen, plannen, studie en individuele pastorale gesprekken, huisbezoeken en individuele contacten over het werk met de collega’s – en bij dit alles mijn evenwicht bewaren en niet zo moe thuiskomen dat ik verder niks meer kan doen. Dat gaat nu inmiddels dus voor 10 uur goed genoeg – niet meer en niet minder.
De komende weken ga ik dit herwonnen werkzaam-zijn op therapeutische basis langzaam verder uitbreiden. En dan hoop ik over enige tijd, als ik mijn uren en activiteiten (netjes volgens een uitgewerkt plan) heb weten op te voeren, opnieuw te berichten dat er weer 25% is bijgekomen. Er wordt aan gewerkt, zogezegd.
En daarbij is het een grote steun voor mij dat zoveel mensen (collega’s en parochianen) er zo positief mee omgaan. Men laat mij weten dat ik wordt gemist, zowel het werk dat ik verzet als de manier waarop ik daarin aanwezig ben. Maar tegelijk wordt ik van alle kanten aangespoord de tijd te nemen die ik nodig heb. Dat doet goed. Evenals de (stille) wetenschap dat er hier en daar mensen zijn die voor mij bidden. Een verborgen kracht in onze geloofsgemeenschap, die niet onderschat mag worden.
We beginnen elkaar weer hier of daar tegen te komen – daar zie ik naar uit!
Bernard van Lamoen
pastoraal werker