Enkele weken geleden werden naar aanleiding van een publicatie in het digitale parochieblad van de H. Mariaparochie Walcheren ( geschreven door emeritus-pastoraal werker Ed Visser) vragen gesteld over de zogenaamde ‘ kindsheidsprocessies’: een optocht van kinderen met wel een heel speciaal karakter. De schrijver verwees met name naar Zuid-Beveland, waar deze optocht decennia lang hoogtij vierde.
In het boek’ een baken van het Roomse leven’ vond ik een verklaring. Het Genootschap der heilige Kindsheid, ten doel hebbende het dopen en vrijkopen van ongelovige kinderen in China en andere ‘ afgodische’ landen, waarvan de centrale raad gevestigd was in Parijs en dat goedgekeurd door de Heilige Stoel, op lastgeving van de Doorluchtige en Hoogwaardige Heer Carolus Belgrado, voormalig vice-superior der Hollandsche Zending, op 29 oktober 1848 en 10 november 1849 in de genoemde Zending is ingevoerd, werden in parochies als die van Ovezande en ’s-Heerenhoek ( beide behorend tot het bisdom Haarlem) eind jaren tachtig van de 19e eeuw eigen genootschappen opgericht.
Kinderen konden vanaf hun geboorte tot de Plechtige Communie ( of uiterlijk tot het twaalfde jaar) lid worden van dit genootschap. Door gebeden en offertjes ( postzegels of zilverpapier sparen) kon men deelnemen aan het missiewerk, onder toezicht van het pauselijk missiegenootschap.
Op veel scholen stond een metalen ‘ negerjongen’ die de hand ophield. Legde je daar een cent of stuiver in en drukte je op een knopje, dan knikte hij goedkeurend of stak ( als ondeugend negertje) zijn tong naar je uit.
Elke parochie had op gezette tijden een gezongen Heilige Mis voor de Zelatrices en leden van de H. Kindsheid met algemene heilige kindercommunie en kinderzegen. Later in het jaar was er de zogenaamde kindsheidsprocessie: een rondtocht van kinderen, die verkleed als: missionaris, missiezuster, Chinees, indiaan, maar ook als paus of kardinaal de parochie rondgingen. De keuze welke rol men mocht vervullen, was niet vrij. Integendeel! Zo kon men rond de jaren 30 van de vorige eeuw voor vijftien cent ( vergelijkbaar met de waarde van een heel brood) Chinees worden. Men kreeg dan enkel een geel gezicht, een platte hoed met een vlecht en een bescheiden plaats in de optocht. Wilde men missionaris zijn dan kostte dat al snel twee gulden vijftig.
De prijs voor de felbegeerde rol van paus of kardinaal bedroeg rond de vijf gulden! Men mag verwachten dat enkel de gegoede burgerij van een dorp of stad dit bedrag zonder zuchten op tafel kon leggen. Standsverschil was dus zeer zichtbaar, maar dat was op meerdere gebieden al veel langer voelbaar.
Familieleden liepen als ordebewaker mee met een kartonnen rol in de hand. Je kunt wel begrijpen dat die atheïstische Chinezen en negerinnetjes in de gaten gehouden moesten worden. Niemand had er bezwaar tegen dat die Chineesjes zelfs afgodsbeelden meedroegen. Ook waren er rollen weggelegd voor kinderen die als herder, indiaan, Eskimo of zelfs heidense Noorman verkleed gingen. Meisjes droomden van een rol als engeltje, zuster (nonnetje), of de hoofdrol: Maria. Plaatselijk bekende en vernoemde heiligen als Theresia of Maria Magdalena vielen ook wel in de genade, maar waren duidelijk een tweede keus. Elke rol kende letterlijk en figuurlijk een eigen prijs. Veel kinderen kwamen tot hun twaalfde jaar nooit meer van dat ‘ beeld’ af.
De meeste kindsheidsprocessies kwijnden voor de Tweede Wereldoorlog weg, misschien ook wel door het zoekraken van de attributen tijdens het oorlogsgeweld. In sommige dorpen hield deze optocht langer stand, maar rond eind jaren vijftig verdween dit – in huidige ogen- zeer omstreden fenomeen van de straten.
Bronvermelding: ‘de Parel van ’s-Heerenhoek’ T. Polderdijk/ G. Raas;
‘een baken van het Roomse leven’, P. Rijk/ A. Schenk,
‘Memoriale, katholiek leven in Nederland in de twintigste eeuw’, H. Pijfers/ J. Roes,
‘de kerk gaat uit’, M.v.d. Plas/ J. Roes.
‘Kindsheidsoptocht’ nieuwsbrief 3 juni H. Mariaparochie, Ed Visser.